de Leuhof

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Leuhof

 

 

                  

 

 

 

                         

 

 

 


 

Eigenaars en pachters

 

 

16e – 18e eeuw

 

De boerderij de Leuhof en de Leumolen horen van oudsher bij elkaar. De Leuhof met de daarbij gelegen molen was een leen van de graven van Horn. Bij het overlijden van leenman Jochem van Baexem verhief in 1558 Tewes van Roemen “den hoeff metter moelen te Lue”. Vele leenheffers volgen in de loop der tijd, allen van de Leuhof mét de molen. In 1701 kocht de prior van het St. Elisabethsklooster de molen en de hof, bijna een eeuw later werden beide door de Fransen onteigend en in de openbare verkoop gedaan (zie voor meer informatie over het leenstelsel pagina ‘Eigendom’ op deze site).

 

 

 

 

Het klooster Keizerbos of Keiserbosch te Neer blijkt ook nog rechten te hebben, in een aantekening schrijft het St. Elisabethsklooster dat de moestuin van Leur (‘Den moeshoff van leur’) jaarlijks belast is met een Capucijn aen’t clooster van Keijserbosch.

 

 

19e eeuw

 

De broers Waegemans kochten de Leuhof en Leumolen in 1822. Zij voerden vermoedelijk al snel een renovatie door, de Rijksdienst voor Monumentenzorg schat dat de bakstenen Leuhof dateert uit de eerste helft van de 19e eeuw. De goederen bleven in de familie tot 1935. Anno 1897, een jaar na het overlijden van eigenaar C. Waegemans, werd de boerderij onderhands te koop aangeboden, een jaar later wordt een publieke verkoping aangekondigd. Er zijn geen gegevens bekend van daadwerkelijke verkoop.

 

 

 

               

                                                               28 augustus 1897                                                                                               17 september 1898

 

 

 

 

                        

 

                           de Rijksdienst voor de Monumentenzorg dateert het gebouw uit de eerste helft van de 19e eeuw

 

 

 

Pachters

 

Op Leu woonde in de 19e eeuw niet alleen de molenaar met zijn gezin (zie pagina Molenaars), maar ook een tweede familie. Deze pachters waren boeren en mogelijk molenaarsknecht. Uit boedelveiligen blijkt dat Jacob Oppenheim en Andries Oppenheim aan het einde van de 19e eeuw pachters waren in de tijd dat Jan Coenen molenaar was op de Leumolen.

 

Op 2 januari 1882 wordt “een buitengewoon schoon dennenbosch” in de verkoop gedaan door Mevrouw de Dre Beltjens geboren Waegemans, rentenierster, wonende in Luik. Het gaat om “Eene groote hoeveelheid zeer schoone denneboomen, dienstig voor telegraafpalen, kuil- en lathout, hopsteken, kepers en allerhand timmerhout, te wassen staande te Nunhem aan Leuveld en Nunhemerbosch (…) zeer gemakkelijk te vervoeren naar het station te Haelen. Op den dag des verkoops, des morgens van 9 tot 12 uren, zullen ter plaatse de noodige aanwijzingen gedaan worden door den pachter Ottenheim.”

 

                     

Pachter Jacob Ottenheim vertrekt 22 maart 1875.

 

Hij doet in de verkoop “1 schoon werkpaard, 5 dragende en melkgevende koeijen, 1 rund, 1 trekkalf, 2 varkens, 1 guste kreem en 1 scheuteling, verder al den huisraad, akker- en schuurgereedschap.”

     Pachter Andries Ottenheim verhuist 18 april 1884.

 

     Hij laat achter “2 dragende en melkgevende koeien, 2

     runderen, paardentuig, karren, ploegen, eggen, wel,

     schuppen, rieken en meer akkergerei.

     Huismeubelen, als: stoelen, tafels, kasten, kisten,

     banken, koper-, tin- en ijzerwerk en meer andere

     zaken.”

 

 

                                                                               

 

                                                                                                                Pachter gevraagd , 3 september 1887

 

20e eeuw

 

Ook in de 20e eeuw waren er pachters: Leonard Smeets, vanaf 1921 molenaar op de Leumolen, woonde minstens vanaf 1900 op de Leuhof (zie pagina Molenaars). Rond het midden van de 20e eeuw toen Martinus van de Laar molenaar was, woonde daarnaast de familie Naus op Leu.

 

 

 

 

      Krantenbericht van 27 mei 1936; M.N is Mathieu Naus

Brand

 

In 1935 wisselde de molen met de boerderij opnieuw via een openbare verkoop van eigenaar.

 

Van Bussel schreef in zijn standaardwerk “De molens van Limburg” dat de molen en hofstede bij deze verkoop gescheiden werden. Theodoor Pernot, aannemer te  Obbicht en Papenhoven kocht de watermolen.

 

Maar een bericht uit 1936 waarin verslag wordt gedaan van een brand in de Leuhof, noemt een Pernot als eigenaar. De brand brak uit in ‘de kapitale boerderij’, het grootste gedeelte van de boerderij en de watermolen bleven gespaard, een schuur werd in de as gelegd.

 

Vanaf het midden van de vorige eeuw is Staatsbosbeheer eigenaar van zowel de molen als de boerderij. Het koopcontract van de molen uit 1956 handelt echter alleen over de overname van de molen, het sluiswerk, het stuwrecht en de beekbedding ..

 

 

 

                       

 

                                                        de Leuhof (met dank aan Roel van de Laar)

 

 

                                                   

 

                                                       de Leuhof, 1938 (met dank aan E.Schumulder)

 

                                                       Molenaar van de Laar en zijn gezin boden in de jaren dertig wandelaars,

                                                       zwemmers en kampeerders “frissche dranken en heerlijk gebak”; vandaar de

                                                       zitgelegenheid voor de Leuhof.

 

 


 

Boerderij-complex met bakhuis

 

Bij de Leuhof heeft, zoals destijds bij iedere boerderij, een bakhuisje gestaan. Ook stond voor de huidige Leuhof een tweede gebouw. In 1843 staat in het kadaster van Nunhem de Leumolen als watergraanmoolen met kadastraal nummer A 117 vermeld; 118 is een huis, 119 een weiland, 120 een bakhuis, 121 een tuin en 122 een huis. Een stippellijn op de bijbehorende kaart laat zien dat het erf tussen de boerderij en de molen kadastraal bij de molen hoort. Een andere stippellijn verbindt de twee boerderijgebouwen, het kadastraal nummer is 118. Het huis met nummer 122 beslaat ongeveer een derde van de oppervlakte van de huidige Leuhof.

 

De boeren bakten vroeger zelf hun broden en vlaaien, maar vanwege brandgevaar gebeurde dat buitenshuis. Bakhuisjes werden op enige afstand van de gebouwen neergezet, met achterin de oven en voorin werkbanken om het bakken voor te bereiden. Op de pagina ‘St. Elisabeths-complex’ op deze site staat een foto van een intact bakhuisje bij de Kloosterhof.

 

 

                                                                                      

 

                                                                                       kadasterkaart 1843,

                                                                                       met bakhuisje (120) en een gebouw aan de weg (118)

 

                                                 

 

                                            uit het kadaster van Nunhem 1843, enige lege tussenkolommen zijn weggelaten

 

 

 

 

Kadaster

 

de Leumolen: A117 – A445 – A650 – A915

 

1864

 

Op kadasterkaarten zijn verdere veranderingen in de loop der tijd te volgen. De eerstvolgende kaart is uit 1864. Aan de gebouwen is niets veranderd, maar de kadastrale nummers zijn gewijzigd en de beek die voorheen achter de molen verbreed was tot een molenkolk, is nu rechtgetrokken. De molen heeft kadastraalnummer A445 gekregen, de Leu-gebouwen zijn hernummerd in A444 en A443. Het bakhuisje is de moeite van het omnummeren niet waard gebleken en draagt nog steeds nummer A120.

 

 

 

                     

 

                                                                         1864                                                                                                                  1881

 

1881

 

Er is flink verbouwd. Het gebouw dat aan de weg ligt is smaller en kleiner, het is vermoedelijk een schuur die vernieuwd is. Er is een tweede schuur bijgebouwd, de huidige garage bij de Leuhof. Het gedeelte van de Leuhof met kadastraal nummer A443 is verlengd. Er zijn na de verbouwing twee woningen met ieder een schuur. In 1887 wordt de Leuhof ter verpachting aangeboden onafhankelijk van de watermolen.

 

1903

 

De kaart opgemaakt in dienstjaar 1903 toont een belangrijke verandering van perceel A569: het gebouw, waarschijnlijk een schuur, dat direkt langs de weg lag, is verdwenen evenals het bakhuisje. Rechtsonder draagt de kaart het jaartal 1900, de dagtekening van ‘opgemaakt en deugdelijk verklaard’ is april 1902. Het gebouw dat direct langs de weg lag, is nog te zien op de oudst bekende foto van de Leumolen.

 

1913

 

Het waterrad van de molen is vervangen door een turbine en het turbinehuisje is op de kadasterkaart bijgetekend. De Leumolen met bijbehorende grond heeft kadastraalnummer A650 gekregen.

 

 

 

                     

 

                                                                         1903                                                                                                                  1913

 

1990

Perceelgrenzen verschuiven iets en jawel, een hernummering is doorgevoerd: het perceel met de Leumolen is A915 geworden, A569 en A570 zijn opgewaardeerd naar resp. A913 en A914.

 

 

 


 

Huisnummering

 

 

 49-50-51

       50-51-52

 

Aan het begin van de 19e eeuw werd door de Franse bezetter de huisnummering in Nederland doorgevoerd. Er werd nog niet per straat genummerd maar per wijk of gemeente. In 1880 draagt de Leumolen in de administratie van een volkstelling het nummer 49 en de woningen de hoogst toegekende nummers in Nunhem: 50 en 51. Twintig jaar later is er in de gemeente een woning bijgekomen, de molen draagt in 1900 nummer 50 en de Leu-woningen zijn 51 en 52 toegekend.

 

 55 en 70

 

De bevolking van Nunhem is in de voorafgaande eeuw nauwelijks toegenomen: in 1796 was het inwoneraantal 174, in 1862 worden 241 inwoners geteld en in 1900 blijft de teller op 263 staan. Er wonen in dat jaar 18 personen op Leu: op nummer 51 woont de familie L. Smeets met 3 mannen en 4 vrouwen, op nummer 52 huist de familie van molenaar Jean Rutten met 8 mannen en 3 vrouwen. Weer veertien jaar later, als de nieuwe molenaar Leonard Hubert Janssen naar de Leuhof verhuist, betrekt hij Leu 55.

 

In 1939 blijkt molenaar J. van de Laar volgens een officieel schrijven van de Provinciale Waterstaat van Limburg te wonen op Leumolen no. 70. In 1942 werd Nunhem ingelijfd bij buurdorp Haelen en was geen zelfstandige gemeente meer. Rond 1950 ontving de familie van de Laar op Leumolen 70 te Halen, een ereteken voor de nabestaanden van Mathias Servatius van de Laar, zoon Tjeu -geboren op Leu- die op 6 april 1949 sneuvelde in Nederlands Indië.

 

 

 

 

 

                                        

 

 

 

 1-2-3

 

In advertenties uit het einde van de 19e eeuw waarin openbare verkopingen aangekondigd werden, wordt een van de woningen in de Leuhof steeds als nummer 1 aangeduid. Sinds de nummering per straat toegekend is, dragen de Leu-woningen aan de Leumolen in ieder geval de nummers 1 en 2, de Leumolen nummer 3. Er staat nog maar één gebouw naast de Leumolen: de huidige Leuhof. De langgevelboerderij is opgesplitst in twee woningen en deze zijn in 2002 en 2015 middels een grondige verbouwing aangepast aan de eisen van deze tijd. In tegenstelling tot het verleden hebben de steeds tijdelijke bewoners niets meer van doen met de molen of het boerenbedrijf, vanaf 2016 worden de woningen verhuurd als vakantieverblijf.

 

 

 

 

Oranjeboom

 

Voor de Leuhof staat een grote lindeboom. Lindebomen werden in het verleden vaak geplant als herdenkingsteken van heugelijke gebeurtenissen. Deze linde is een ‘Oranjeboom’: hij werd geplant in 1948 toen Juliana de troon besteeg.

 

        

 

 

 

 

 

                                                                                                                                   Foto: RCE, 1965

 

 

 


 

 

 Site Leumolen