Naam Onze molen te Nunhem ‘Onze molen te (of van) Nunhem’ is de eerste aanduiding van een molen behorende tot de plaats of parochie Nunhem. In een oorkonde uit 1276 komt de zinsnede ‘molendino nostro de Nuhem’ voor, in oorkonde akte uit 1324 ‘molendinum nostrum in Nunheym’. In 1482 wordt de Leumolen in een akte aangeduid als molen ‘gelegen tot Nuijnhum’. Molen te Loe of Loij In de 16e en de 17e eeuw wordt de molen in de archiefstukken benoemd met een verwijzing naar de plek: moelen te Lue, meulen tot Loe of moolen tot Loij. Geschriften uit 1617 vormen een uitzondering: daar wordt de molen ook een keer Looyer moolen en Lou moulen (en op een omslag in een totaal ander handschrift, later toegevoegd?) Leurmolen genoemd, de boerderij wordt in stukken uit 1641-1644 aangeduid als Loyerhof te Nunhem en de molen te Loo. In verslagen uit het einde van de 17e eeuw (1688-1697)
zijn de aanverwante aanduidingen kolck van Loe,
vallée de Loe, Loe dael, Leu=dael, Luerdael, Luer goet, metairie de Loe, Loe
hoff, Leu hoff en Luer hoff te lezen.
De benaming of schrijfwijze is nogal in beweging, in één tekst wordt de
boerderij zowel loe hoff als leu hoff genoemd. Detail uit
de registers van leenverheffingen van het graafschap Horn in de 16e en 17e
eeuw. Uit de aan- hef boven de opeenvolging van leenmannen
van de Leumolen: ‘Den hoff ende Moelen tot
Leur’. De apostrof boven de u wordt gebruikt voor het weglaten van een r of er.
De molen is vanaf 1701 eigendom van het klooster St. Elisabethsdal dat ook een stroomopwaarts gelegen molen in bezit heeft. Stukken van Waterschepenen uit 1778 duiden de molens dan ook aan als de onderste molen van St. Elisabeth genaemt de Leur Molen en de bovenste molen van St. Elisabeth. Onderste, middelste en bovenste molen zijn gebruikelijke namen voor watermolens die niet ver van elkaar liggen. Het is niet ondenkbaar dat vanwege de koop door het klooster St. Elisabethsdal de naam Leurmolen in zwang is geraakt om onderscheid te maken met de molen die al sinds de 13e eeuw in bezit was van het klooster. Deze molen, nu de St. Elisabethsmolen genoemd, blijkt bij de visitatie van de Waterschepenen in 1778 geen eigennaam te hebben en wordt aangeduid als de bovenste molen van St. Elisabeth. De uit de visitatie voortvloeiende ordonnanties zijn gericht aan resp. molder op de Leurmolen geleegen onder Nunhem en molder van de molen geleegen bij het clooster van Sint Elisabeth. Een notariële getuigenverklaring uit 1746 omschrijft de locatie en het leengoed Leu in varianten: getuige en molenaar woonde op Leu. Verder gaat het om de Leuse goederen, die Leusige erven, de Leusige goederen, de Leusige gronden, ’t goet Leu, op t Leusche, op t Leusch (waarbij overal een streepje of apostrof (voor een weggelaten r of er) boven de u geschreven wordt). Leumolen Vanaf de 19e eeuw valt de r weg uit de naam en heet de molen Leumoelen of Leumolen, op kaarten en in kadasterlijsten zijn nog wel aanverwante namen met een r te vinden: Leurbeeck, Leurveld, Leurdael. In de 20e eeuw raken alle namen r-loos: Leumolen, Leuhof, Leudal, Leubeek, Leubitter. In een advertentie uit 1857 duikt eenmalig Leuwermolen op.
St. Ursulamolen In de jaren dertig van de vorige eeuw wordt in archiefstukken de molen soms St. Servatiusmolen genoemd naar een kapel in de buurt, schrijft Boere (1972). De bijnaam St. Ursulamolen is er gekomen vanwege het beeld van de heilige boven de deur, Smeets (1963) meldt dat vóór 1800 de naam Ursulamolen niet aangetroffen wordt in de akten, Boere stelt dat tot in de 20e eeuw vrijwel uitsluitend de naam Leumolen voorkomt, zij het in varianten zoals molen tot Lue, Leurmolen en Leurdermolen. Eigen onderzoek geeft vóór 1956 tot nu toe alleen in 1915 (bijschrift bij een foto in tijdschrift de Prins), in 1930 (een ansichtkaart) en in 1938 (verslag van een tochtje uit de Nieuwe Venlosche courant) de aanduiding St. Ursulamolen. In krantenartikelen en –advertenties van 1860-1940 wordt verder uitsluitend ‘op Leu’, ‘Leumolen’ en eenmalig ‘Leuwermolen’ gebezigd. In de correspondentie van de eigenaren Waegemans en ambtelijke stukken uit de 19e eeuw wordt ook alleen de naam Leumolen gebruikt. de Minister Maar dan wordt de molen in 1956 verkocht aan de Staat. Er komt vanuit het verre den Haag een verrassende ministeriële promotie voor de naam St. Ursulamolen. De Roomsch Katholieke minister Cals wil een geschiedenis van eeuwen naar zijn hand zetten en de eeuwenoude naam Leumolen wijzigen in St. Ursulamolen. Bij de toestemming tot aankoop wordt benadrukt dat van die wens ‘goede nota’ genomen moet worden.. Boven: Een concept-notitie uit 1957: “Voorals zal worden getracht het houten beeld van de H. Ursula, die in een nis in de voorgevel was geplaatst, doch door een der vorige eigenaars is verkocht, weder in eigendom te verwerven en terug te plaatsen. De naam Leumolen zal dan worden gewijzigd in St. Ursulamolen.” Maar helaas: “Het [beeld] is echter zodanig verweerd, dat het niet meer voor terugplaatsing in de gevel in aanmerking komt.” Als gevolg van de katholieke ministerswens wordt in 1961 bij de restauratie van de molen wel de naam St. Ursula op de gevel aangebracht en een nieuw beeld geplaatst. De bijnaam (St.) Ursulamolen of molen St. Ursula vindt als resultaat van deze acties, in de tweede helft van de 20e eeuw breed ingang. Maar de naam van de molen is van oudsher, al ruim vijf eeuwenlang -de zeer tijdelijke KVP-bestuurder ten spijt-: de LEUMOLEN
VERKLARINGEN Leu, Lue, Loe, Lou, Loij Persoon Lue, Loe en Lou waren of zijn persoonsnamen (of afkortingen: Loe en Lou kunnen komen van Louis), Loij en Van Loe een geslachtsnaam. Het is mogelijk dat de plek of boerderij die daar stond de naam van een persoon droeg en dat vervolgens de naam overgegaan is op de molen die daar gebouwd werd. De Leumolen zou daarom de molen kunnen zijn die gebouwd is op Loe’s of Loij’s grond of bij de boerderij van boer of eigenaar Loe: De molen bij Loe of de Loyermolen. Bos Het Nederlandse leu, lo, loo en loe (in het Oudnederlands zijn de klanken of schrijfwijzen vaak synoniem: meulen = molen = moolen = moelen) en ook het Duitse loh, lo en luh zijn waarschijnlijk afgeleid van lucus, het Latijnse woord voor bos. Lucus betekende oorspronkelijk open, lichte plek in een bos maar de betekenis is geëvolueerd, de term is later voor het bos zelf gebruikt. Weer later ook wel voor ‘water dat door het bos stroomt’. Duitse etymologen stelden dat lo of loo ‘houtrijke plaats’ betekende, maar dat het bij de Germanen stond voor ‘een heilige plek in een heilig woud’. In een onderzoek naar de etymologie van een naam eindigend op lo wordt geschreven: “Onder een loo verstaat men een eikenbos: eigenlijk oord met jong eikenhout bezet, een akkermaalsbos, waar men dunne eikenstammetjes kweekt, als hakhout, vooral om de bast ervan als looistof te gebruiken. De woorden loo en looien hangen dan ook samen" en “Vrij algemeen heeft de mening postgevat dat 'Lo' kan betekenen 'grasrijke en met laag houtgewas begroeide plek in of bij een woud', 'open plek in het bos', 'bos' en 'waterloop' “. Andere gevonden verklaringen duiden op een bos of een plek bij water (moeras, plas, ven). Een aankondiging uit 1858, de Leu wordt aangeduid als de Loo In het Haelens dialect wordt leu uitgesproken als luë en luë wordt in woorden gebruikt die in het Nederlands een o-klank hebben. Het Haelense Luë wordt rond Panningen uitgesproken als Loë en betekent daar ‘bos met veel loofhout’. Daarom is in de streek Loodal = Leudal = Luëdal = Loëdal. De Leumolen zou daarom ‘bosmolen’ kunnen betekenen. Leeuw In de middeleeuwse tekst: 'Hi voerde ooc in sinen scilde enen leu die was root' staat leu voor leeuw; Leue en Leu betekenden leeuw. In de 17e eeuw circuleerde de Nederlandse daalder met de afbeelding van een leeuw in Roemenië. Deze munt werd Leu genoemd, naar de leeuw, en de Leu is nog steeds de Roemeense munteenheid. Leumolen kan ‘leeuwmolen’ betekenen. Dat de betekenis ‘Leeuw’ niet onwaarschijnlijk is, laat de
beschrijving
van toponiemen voor Belfeld (oostelijk van de Maas) zien. De namen Geloo,
ghen Loee, gen Lohe, gen Loe en Leeuwen zijn
afgeleiden van elkaar en de Geloorbeek heet in 1842 ook Leurbeek, de
Gelooerberg Leurberg.
Leur 'Leur' kan te maken hebben met het Oudnederlandse 'loor of
lore', dat 'slechte of lichte turf' betekent. Maar het is niet ondenkbaar dat
de Franse taal invloed heeft gehad, officiële stukken zijn eind 17e eeuw vaak
in het Frans gesteld. Leur is een bezittelijk voornaamwoord in het Frans: ‘le
moulin d’ eux’ en ‘leur moulin’ betekenen ‘hun molen’. Het is mogelijk dat
‘moulin de leu’ verbasterd is tot ‘leur moulin’. Een derde mogelijke
verklaring is een samentrekking. Synoniem voor de molen van Leu is Leuermolen
(als ‘molen van Nunhem’ = ‘Nunhemer molen’), dat kan samengetrokken zijn tot
Leurmolen. Hun Leeuwmolen in het Bos bij de boerderij van Loij Leudalmolen = fout
Rond 2010 sluipt de onjuiste naam ‘Leudalmolen’ teksten binnen als Leumolen bedoeld wordt. In routebeschrijvingen op het internet duikt de naam op, evenals in verslagen van uitjes in het Leudal of sites met toeristische tips zoals de Uitwijzer Midden Limburg. Vooral van het laatste soort bronnen wordt een verkeerde benaming veelvuldig overgenomen. De foute aanduiding komt zelfs voor in de aanzet uit 2010 tot een cultuurhistorische canon van het Leudal.
Onderzoeksrapport In een onderzoeksrapport over het watermolenlandschap uit 2013 en een presentatie van dat onderzoek in 2014 noemt het Ingenieursbureau Royal HaskkoningDHV de Leumolen bijna stelselmatig de Leudalmolen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Molenstichting Limburg. Met dat rapport is nu helaas de onjuiste naam verspreid onder officiële instanties en in archieven vastgelegd. Even onachtzaam als treurig. |