Kollergang Kollergang Ligger, loper, kantsteen Voordat uit oliehoudende zaden de olie geslagen kan worden, moet het zaad geplet worden. De pletstenen van de pletmolen staan haaks op elkaar. De liggende steen heet de ligger, de verticaal rond rollende stenen de lopers of de kantstenen. De kantstenen worden ook wel walsen genoemd. lijnzaad Doodbed, kuip en strijkhout De ligger rust op een betonnen verhoging, het doodbed. Rond de ligger is een houten rand aangebracht, de kuip. Er zijn twee lopers die ieder een eigen pad volgen. Achter de steen die de buitenbaan loopt, hangt een strijkhout dat het pletsel naar binnen veegt zodat het op het pad van de binnenste loper komt te liggen. Achter deze loper hangt een strijker die het weer naar de buitenbaan veegt. De buitenste loper is iets smaller dan de binnenste loper.
Steenraam, steenspil en kroonwiel De lopers hangen in een zwaar houten raam, het steenraam. Het steenraam is bevestigd aan de steenspil ofwel de as van het kroonwiel (bovenaan de bovenste foto zichtbaar). Het gangwerk van de oliemolen laat het kroonwiel draaien, de as met steenraam wentelt mee en laat de stenen rollen. De ligger, de twee kantstenen en het steenraam heten samen de kollergang.
lijnzaad geplet onder de kollergang
|