Scheploon Hocht, molster, molter, scheploon Deze termen staan voor het maalloon in natura voor de molenaar. Betalingen werden met name op het platteland sinds eeuwen in natura gedaan: de molenaar hield een deel van het te malen of gemalen product voor zichzelf. De vergoeding voor het malen bedroeg veelal 1/24 tot 1/16 gedeelte van het te malen graan. Bij een molster van 1/24e deel bedraagt dat 4,1 kg per 100 kg, bij een molster van 1/16e deel 6,25 kg per 100 kg. De geijkte maatschep heet ook wel molter.
Almachtige schepper Over het scheploon bestond de nodige achterdocht en onvrede omdat men vaak vond dat de molenaar teveel voor zichzelf hield. Een dominee vroeg op catechisatie eens aan een boerenzoon: ‘Wie is de Almachtige Schepper?’ De jongen antwoordde zonder aarzeling: ‘Jan Baneman van Den Haller, dominee’, met wie hij de plaatselijke molenaar bedoelde. In 1726 liep een ruzie over het scheploon zo hoog op dat de Uffelse molen afbrandde doordat een brandende turf naar binnen werd gegooid. Vermoedde een boer dat de mulder teveel geschept had, dan kon hij de molenaar dwingen op de relikwiën van de heiligen de molenaarseed af te leggen. Tijdens het afleggen van de eed moest de mulder één voet buiten en één voet binnen de molen plaatsen, om daarmee aan te geven dat hij zowel God als de heer moest dienen. "Het
zal er straks mouwen, zeej de molenaar en toen laas-ie het zeuvende
gebod" (uit Tilburgse Taalplastiek) “In het verleden waren de molenaars het zwarte schaap bij de boeren. De molenaar was gerechtigd een zeker deel van het meel als "maalloon" te incasseren. Daarvoor gebruikte hij een houten schep. De ene molenaar schepte dieper dan de ander. Ook van het tempo waarin het scheppen geschiedde, hing het af of er weinig of veel meel per schep genomen werd. Van een molenaar die nogal royaal voor zichzelf schepte, werd gezegd dat hij "zijn mouwen mee liet scheppen". Hieruit ontstond het werkwoord "mouwen". De molenaar aan wie de uitdrukking wordt toegeschreven, was van plan méér dan de normale maat naar zich toe te halen. De toevoeging, dat hij het zevende gebod (gij zult niet stelen) las, vestigt in dit verband op een geestige wijze de aandacht op het moreel ongeoorloofde van het "scheppen met de mouwen". Het maalloon uit de tijd van het "scheppen" bedroeg een zestiende van het geheel. Tengevolge van de vele klachten werd dit scheppen afgeschaft en ontstond de verplichting van het gebruik van geijkte maten.” een oud gedichtje: Meulderke, meulderke korendief De grote zakken die maalt hij lief De klein wil hij niet malen Daar kan hij geen grote schep uit halen
lijnmeel Meten en geweten Maar ook geijkte weegapparatuur is niet alles zaligmakend. Graan dat vochtig aangeleverd wordt verliest aan gewicht door het indrogen. De boer was dat gewicht kwijt, maar de molenaar viel niets te verwijten.
bascule
en gewichten
unster (punjer) |